Niet te geloven hoe de tijd vliegt. Het lijkt wel alsof ik nog maar pas een "drie verhaaltjes" blog gepost had, maar ondertussen zijn er alweer drie wekelijkse schrijvenonline.org schrijfopdrachten geweest.
Ook op het wedstrijdfront komt er stilaan weer leven in de brouwerij: ik heb mijn volgende nominatie beet. Mijn inzending voor "Het Groot Dicteer heruitgevonden" behoort tot de selectie die aan de bibliotheekmedewerkers wordt voorgelegd tijdens de conferentie "Informatie aan Zee" die momenteel plaatsvindt. Ik ben eens benieuwd. Deelnemers mochten nog geen verhalenbundel gepubliceerd hebben en dat is meteen ook de reden waarom ik de release van "Oceaanwees" uitstelde tot na 20 september. Volgende week zet ik alles in gang om mijn eerste fictieboek gepubliceerd te krijgen.
Wat schrijvenonline betreft, opdracht 262 was heel specifiek en het resultaat is een verhaal dat niet los van de opdracht gelezen kan worden, vind ik. Het maakt weinig kans om in een bundel opgenomen te worden. Ik ben een pak meer tevreden over mijn stukjes voor opdrachten 263 en 264. Ik heb ditmaal het maximaal aantal woorden gerespecteerd en het resultaat zijn twee piepkleine tekstjes waarin toch een afgewerkt verhaal wordt gebracht.
Opdracht: Twee peuters en een otter
Schrijf een kort verhaal met de volgende elementen:
De eerste zin is voor iedereen gelijk: Voor de tweede keer dat jaar was hij aanwezig op zijn eigen begrafenis...
Maximaal 300 woorden
Inzending: Jan Janssens nieuwe hobby
Voor de tweede keer dat jaar was hij aanwezig op zijn eigen begrafenis.
Na een rijkgevulde carrière had hij de deur van zijn bedrijf achter zich dichtgetrokken en was hij op zoek gegaan naar een leuke hobby. Hij had de sticker “Geen reclamedrukwerk” van zijn brievenbus verwijderd en het duurde niet lang voor een reclamefolderbezorger er een eerste lading lees- en kijkvoer in deponeerde. De stapel was kleiner dan hij zich herinnerde van vroeger. Daar zat het internet vast voor iets tussen.
Even kwam hij in de verleiding te bellen naar het nummer van een gedistingeerde dame die op zoek was naar een “nette heer op leeftijd om samen leuke dingen mee te beleven”, maar hij vermoedde dat dit wel eens een dure hobby kon worden.
Hij sloeg de pagina om en kwam bij de overlijdensberichten terecht. Hij schrok toen hij zijn naam tussen die van de overledenen ontdekte: Jan Janssen, geboren 1931 – overleden 2019. Oef, zo oud was hij nog niet. Omdat hij toch niets anders te doen had, besloot hij naar de begrafenis van zijn naamgenoot te gaan.
Ik heb mijn hobby gevonden, bedacht hij tijdens de mooie uitvaart. Voortaan zou hij naar elke begrafenis van elke Jan Janssen gaan. Hij zou zelfs niet lang moeten wachten op de volgende gelegenheid.
Bij het buitengaan van de kerk werd hij gegrepen door een gele wagen die uitweek voor twee peuters die elk met zes kleurpotloden in de hand een otter waren nagelopen die op de vlucht geslagen was toen een reclamefolderbezorger gefrustreerd de rest van zijn onbezorgde reclamedrukwerk de beek in gooide.
Jan Janssens nieuwe hobby werd samen met hem begraven.
Opdracht: Intelligentie
Schrijf een kort verhaal waarin intelligentie een rol speelt. Maximaal 300 woorden.
Inzending: De test
‘Eindelijk weekend,’ zei Dix, ‘Gaan we ergens naartoe?’
‘Er opende onlangs een nieuwe club in de binnenstad,’ antwoordde Tam.
‘Ben je er zeker van dat die bedoeld is voor mensen zoals wij?’
‘Toe nou, Dix, het is vrijdagavond; ik wil me speciaal voelen!’
Dix kon Tam nooit iets weigeren; een paar uur later flaneerden ze door de Kalverstraat in Amsterdam. Hoewel ze zich op hun mooist uitgedost hadden, vielen ze er niet weinig uit de toon. Overal waar ze keken, zagen ze perfecte lichamen: mannen die eruit zagen alsof ze uit een doosje kwamen; vrouwen met ideale maten.
‘Trek het je niet aan,’ zei Dix toen Tam onzeker haar jurk en rondingen in het raam van een fashion store inspecteerde, ‘Je bent als mens mooier dan al die lege hulzen samen.’
‘Ik weet het, Dix,’ zei Tam, ‘Laat ons gewoon naar de club gaan en plezier maken.’
Voor een ogenblik vergaten ze dat ze maar gewone mensen waren; met goede moed stapten ze verder.
‘We hebben geluk,’ zei Dix, ‘Er staat geen rij en er is geen buitenwipper.’
‘Wat is dit?’ vroeg Tam toen ze voor de ingang van de discotheek stonden.
‘Bewijs dat u een robot bent,’ las Dix voor. Dix raakte het scherm aan en er verscheen een patroon van gekleurde lijnen waar geen mens wijs uit raakte.
‘Pardon, mag ik even?’ vroeg een perfecte man die naast hen was komen staan.
Tam en Dix zetten een stap opzij. Met vliegensvlugge vingerbewegingen tikte de man lijn na lijn weg. Eerst blauw, dan rood, dan geel, dan groen. Zodra het scherm leeg was, schoof de deur open.
‘Ik vrees dat wij niet intelligent genoeg zijn voor deze keet,’ zuchtte Tam.
‘Kom, laten we terug naar huis gaan,’ zei Dix, ‘We drinken wel iets in onze oude kroeg.’
Opdracht: Presentatie geven
Zonder twijfel hebben enkelen van jullie afgelopen zondag de Schrijven Magazine Schrijfdag 2019 bezocht. Zo’n dag is een keten van boeiende presentaties en workshops. Die worden verzorgd door mensen die op zo’n dag wakker worden met uiteenlopende emoties. De één draait er z’n hand niet voor om, de ander ligt de hele nacht wakker en rijdt met het zweet op de rug naar de locatie met de gedachte dat er een zaal vol publiek wacht.
Ik wil jullie voor deze opdracht vragen je in hen in te leven. Creëer een personage dat op het punt staat een belangrijke presentatie of speech te geven. Je bent helemaal vrij om een onderwerp en locatie te kiezen. Houd je wel aan de volgende schrijfregels;
- Beschrijf het proces voorafgaand aan de presentatie tot en met de eerste zin van de presentatie.
- Denk goed na over die eerste zin op het podium.
- Gebruik niet meer dan drie personages in je verhaal
- Laat één emotie de hoofdrol spelen, en laat daarbij je fantasie de vrije loop.
- Gebruik maximaal 350 woorden
Inzending: De ziekte van Lowagie
Er waren jaren van onderzoek voor nodig geweest, maar de klinische tests hadden eindelijk ons gelijk aangetoond. De blind peer reviews waren unaniem: Maurits Tack en ik hadden een nieuwe ziekte ontdekt. Geen enkele van de collegae in ons werkveld was ooit geconfronteerd met de symptomen en gevolgen van de aandoening die wij in kaart brachten. De kwaal was zeldzaam, maar extreem dodelijk. We slaagden er als eersten in de ziektekiem te isoleren bij een pas overleden patiënt. We cultiveerden ze in ons labo voor verder onderzoek. Kleine proefdieren die we besmet voedsel toedienden, stierven binnen het uur; grotere proefdieren hielden het bijna een dag uit, maar leden verschrikkelijke pijnen. De kiem zelf was moeilijk op te sporen. Dat maakte de aandoening ongrijpbaar, tot Maurits en ik ze ontmaskerden.
Binnenkort zouden we op een symposium in New York onze paper aan de wereld mogen voorstellen. Maurits en ik hadden de tekst gelezen en herlezen tot we er scheel van zagen. Onze afspraak met de geschiedenis was gemaakt. Bij één van onze trial & error pogingen, had ik zelfs al een remedie ontdekt, maar die wetenschap hield ik voorlopig voor mezelf. Er restte ons immers nog één groot punt van discussie: welke naam zouden we aan de ziekte geven?
Maurits stelde “de ziekte van Tack-Lowagie” voor, maar ik vond dat vreemd klinken. Mijn voorkeur ging uit naar “de ziekte van Lowagie-Tack”, want dat weerspiegelde ook het feit dat mijn verdienste in de ontdekking groter was dan die van Maurits.
We kwamen er maar niet uit, dus nam ik een drastische beslissing.
‘Waarde collegae, dames en heren, ik heb het genoegen u vandaag de ziekte van Lowagie voor te stellen. Ik draag deze presentatie op aan mijn goede collega en beste vriend, Maurits Tack, zonder wie mijn baanbrekend onderzoek niet mogelijk was geweest. Hij zal helaas de geschiedenis ingaan als één van de laatste mensen die bezweek aan de ziekte die mijn naam draagt, voor ik de tijd had een levensreddende remedie te ontwikkelen. Laat ons Maurits dankbaar herdenken voor de grote verdienste die zijn zelfopoffering voor de wetenschap betekende.’